Citadelpark Gent

Buskruitfabriek Cooppal Wetteren

Vliegvelden WO I Regio Gent

WO I Munitiepark Kwatrecht

De Dodendraad

De Hollandstellung - Duitse WO I bunkerlinie

Reichsschüle Flandern - SS-School Kwatrecht

Duitse Atlantic Wall Radarpost - Goldammer

WOI en II Munitiedepot De Ghellinck Zwijnaarde

Duitse gangen onder centrum Gent WOII

Publieke WOII Schuilplaatsen Groot Gent

Het Fort van Eben Emael

KW-linie

WO I - Kwatrecht - Melle

18 daagse veldtocht gekoppeld aan TPG

Neergestorte B17 te Kwatrecht 19-09-1944

De bevrijding WO II van de regio rond TPG

Details van de legers:

Gesneuveldenlijsten:

Contact en onbeantwoorde vragen

Media-aandacht

Copyright

Links

Beschrijving Bruggenhoofd Gent.

De bouw van Bruggenhoofd Gent als onderdeel van de Belgische fortificatiepolitiek.

De Bouw van Bruggenhoofd Gent was maar een klein onderdeel van de ganse fortificatiepolitiek die plaats had over het ganse Belgische grondgebied. U krijgt hier een chronologisch overzicht hoe deze fortificatie verliep voor België gekoppeld aan de ganse oorlogspolemiek in Gans Europa vanaf eind jaren '20 tot ook hier de hel losbarstte in mei 1940.

Van 1930 - 1935

Wat voorafging van 1918 tot 1929 op deze link.

In 1930 volgde de modernisering van de Naamse forten. Deze werden op de Forten van Cognelée, Emines en de originele Citadel van Namen na, allen opnieuw in dienst gesteld.

(Herwerkte schets uit het Duitse Denkschrift met de heringebruik gestelde forten van Namen)

In Juni 1930 verlaten de laatste Franse en Belgische troepen het Rijnland zoals eerst bij het verdrag van Locarno overeen gekomen. Hierdoor kwam er een einde aan de Frans-Belgische Rijnlandbezetting. Hierdoor was de veilige buffer tussen België en Duitsland opnieuw verdwenen en stond het land er opnieuw alleen voor bij een eventuele Duitse inval.

Origineel voorzag men van Belgische kant, in geval van een Duitse inval, 4 mogelijke scenario's:

  • Nr 1. Een klassieke mogelijke doorbraak via de as Maas - Samber - Oise naar Parijs.
  • Nr 2. De as Luik - Brussel - Noord-Frankrijk of Belgische kust. Dit was de inval zoals die al plaats vond in augustus 1914.
  • Nr 3. Een doorbraak door de Ardennen. Dit is een scenario dat zeer onwaarschijnlijk wordt geacht omwille van de aard van het terrein. Dit zal echter worden wat er uiteindelijk gebeurde in mei 1940.
  • Nr 4. De as Dusseldorf - Nederland - Limburg - Brussel.

Schets mogelijke Duitse aanvalscenario's (De Belgische Fortificatie-inspanning tijdens het Interbellum - Simon Stevin Stichting)

  • Scenario's Nr 1 en Nr 2 zouden moeten geblokt kunnen worden door een goed uitgebouwd fortificatiesysteem rondom de stad Luik, de Luikse Fortengordel dus.
  • Scenario Nr 3 zal uiteindelijk leiden tot het oprichten van de Ardeense Jagers en de Grenswielrijders.
  • Scenario Nr 4 betekent een degelijke verdediging van de Belgische Nederlandse grens met onder andere een uitgebouwd Albertkanaal en stellingen achter Maas-Schelde-kanaal.

Het grootste probleem van al deze scenario's was de grootte van de verschillende verdedigingen indien ze door Infanterieregimenten dienden verdedigd te worden. Men rekende er op dat 1 IR ongeveer 6 km terrein kon verdedigen. De Belgisch-Nederlandse en Belgisch-Duitse grens alleen was al 330 km lang. Een verdediging langs de Maas en de Nederlandse grens gaf een front van 220 km. Een verdediging langs de Maas en de Dijle gaf een verdedigingslijn van ongeveer 150 km.

Uiteindelijk kwam met tot het idee van het oprichten van 4 grote steunpunten en een Reduit National. Dit zag er als volgt uit:

  • PFA - Pont Fortifié d'Anvers - Bruggenhoofd Antwerpen met de gemoderniseerde oostelijke forten van Antwerpen. Dit zou tevens ook de noordelijke punt van het Reduit National vormen.
  • PFL - Pont Fortifié de Liege - Dit omvatte de bunkers in Noord Limburg naar de grens met Nederland toe, de gemoderniseerde oostelijke forten van de oude fortengordel van Luik en het nog te bouwen fort van Eben-Emael.
  • PFN - Pont Fortifié de Namur - In dit geval nog voorzien als enkel de oostelijke en zuidelijke forten van Namur. Voor Namen zou het grootste gedeelte van de originele gordel opnieuw in gebruikt genomen worden.
  • TPG - Tête de Pont de Gand - Men voorzag de bouw van 2 nieuwe forten ten zuiden van Gent. Dit zouden de forten van Betsberg en Muntekouter worden. Meer details over deze reeds vergezette plannen over de bouw van de eerder voorgestelde forten van Bruggenhoofd Gent op deze link .

Het uiteindelijk Reduit National zou in dat geval gevormd worden door PFA, de Schelde, TPG, de Leie, het kanaal Mandel (richting Roeselare) en de IJzer tot in Nieuwpoort.

Dit verdedigingsstelsel zou bekend worden als het Plan Galet.

Plan Galet

Schets Plan Galet. Dit plannetje bevat wel een foutje want zowel het fort voorzien te Betsberg als het fort voorzien op Muntekouter ter hoogte van het huidige TPG lagen aan de oostzijde van de Schelde (De Belgische Fortificatie-inspanning tijdens het Interbellum - Simon Stevin Stichting)

In April 1931 komt een Belgisch compromis tot stand. De Walen waren namelijk ontstemd omdat de Ardennen totaal onverdedigd achterbleven en zonder slag of stoot zouden prijs gegeven worden bij een Duitse inval. De Antwerpenaren zagen een hergebruik van de Antwerpse forten in een vrij vergezet stadium niet zitten omdat dit het oorlogsgeweld opnieuw naar hun stad zou trekken. Ook de Gentse regio ziet het oprichten van nieuwe forten niet zitten omwille van de gigantische ontwaarding van mooie bestaande landbouwgebieden.

Het compromis omvat voor beide partijen tegemoetkomingen. Het komt de Walen tegemoet door enerzijds de bouw van een aantal bebunkerde steunpunten in de Ardennen die eerst amper zouden verdedigd worden. Dit waren de cruciale punten Arlon, Bastogne en Beho.

Gewijzigd plan Galet

Schets Gewijzigd Plan Galet (De Belgische Fortificatie-inspanning tijdens het Interbellum - Simon Stevin Stichting)

Daarnaast voorzag men de bouw van nog 4 extra forten op het Plateau van Herve. Deze forten zouden zo een 5 a 8 kilometer meer oostwaarts van Luik komen te liggen. Dit zouden de forten van Neufchâteau, Battice, Tancrémont (Pepinster) en Sougné-Remouchamps worden.

(Schets uit het Duitse Denkschrift met Links de bestaande Luikse forten en rechts ervan de lijn gevormd door origineel 4 nieuwe te bouwen forten)

De Vlamingen worden gesust door enerzijds de eerder voorziene forten ten zuiden van Gent (TPG) te vervangen door de bouw van een bunkerlinie.

Voor de Antwerpse forten wordt de modernisering beperkt tot de forten van de buitengordel en dan nog alleen de oostelijk gelegen exemplaren. De ganse binnenring werd eveneens niet meer gemoderniseerd. Deze modernisering wordt als toegifte aan het protest van locale autoriteiten maar zeer geleidelijk uitgevoerd. Het moderniseren zou uitlopen tot eind jaren '30.

Herwerkte schets uit het Duitse Denkschrift met nog enkel de forten die opnieuw hersteld werden. De ganse binnengordel werd niet meer hersteld of gerenoveerd. Ook van de buitengordel worden de westelijke forten van Haasdonk, Landmolen, Lauwershoek, Steendorp, Bornem, Puurs, Liezele, Letterheide en Breendonk niet meer opnieuw in gebruik genomen.

Op 1 april 1932 startte de bouw van het gigantische en als oninneembare geachte fort van Eben-Emael. Dit zou de opening van Lixhe afgrendelen. Dit was ook bij de Duitse opmars in Wereldoorlog I, reeds een zwak punt gebleken.

Dit gigantische fort zou het sluitstuk worden van het verdedigingsstelsel Luik dat al zwaar uitgewerkt was. Zo telden alle Luikse forten samen al 69 stukken geschut onder koepel en nog eens 38 kanonnen waarvan 6 kanonnen van 150 mm, 4 van 120 mm, 16 van 105 mm en 12 van 75 mm.

Door de bouw van het fort van Eben Emael zou dit nog eens uitbreiden met 18 extra stukken geschut, namelijk nog eens 2 van 120 mm en 4 van 75 mm onder koepel en 12 kanonnen van 75 mm per 3 opgesteld in aparte kazematten bovenop het fort.

Meer details over het fort van Eben Emael op deze link.

De schets linksboven (Duitse Denkschrift) geeft een totaalbeeld van het gigantische fort. Het fort was letterlijk een kluwen van onderaardse gangen tussen de verschillende bovengrondse bunkerstructuren en koepels. De onderste foto (Replica) geeft een beeld op het toegangscomplex van het fort. Dit fort had inderdaad oninneembaar geweest, had de aanval vanaf de grond dienen te gebeuren.

Nog in hetzelfde jaar startte men met de bouw van 3 van de 4 voorgestelde nieuwe forten meer oostwaarts van Luik. Er werd eveneens 20 miljoen Belgische frank uitgetrokken (om u een idee te geven, anno 2013 zou dit overeengekomen hebben met 3,3 Miljoen Euro) voor de onteigeningen en de bouw van bunkers van Bruggenhoofd Gent. Dit bedrag werd onttrokken uit een totaal voorzien bedrag van 759 miljoen voor de fortificaties op Belgisch grondgebied. (1250 Miljard Euro anno 2013). De Bunkergordel Bruggenhoofd Gent zou uiteindelijk als onderdeel van het Reduit National moeten dienen als een laatste zeker te houden verdedigingslinie bij een vijandelijke inval.

Dit Reduit National was dus zeker niet alleen Bruggenhoofd Gent. Het maakte er deel van uit maar was zeker niet het geheel. Buiten de bunkerlijn Bruggenhoofd Gent ten zuiden van Gent waren er nog overstromingsgebieden langs de Schelde komende van Antwerpen tot nabij Kwatrecht, overstromingsgebieden langs de Leie, de Mandel, het Schipdonkkanaal en de IJzer. Alleen hield men er geen rekening mee dat voor al die overstromingsgebieden op hetzelfde moment wel zeer veel water zouden vragen... Ook Frankrijk rekende in het noorden op heel wat overstromingsgebieden zodat er al amper water het land zou binnenkomen via bv de Schelde en de Leie.

Reduit National anno mei 1940

Een poging om het totale Reduit National te schetsen op een detailkaart van Google Earth. Het Reduit national start in dit geval bij de versterkte vesting Antwerpen aan de Schelde (Groen), ging ten zuiden van Gent over op de bunkergordel Bruggenhoofd Gent (Purper) om dan via Leie en het kanaal naar Izegem en Roeselare verder te lopen tot aan de IJzer te Nieuwpoort (opnieuw Groen).

Vanaf december 1932 tot 1936 wordt Devèse minister van Landsverdediging in België. Hij was een grote voorstander van de verdediging van het ganse grondgebied. Dit zou zich tonen in de bouw van vele bijkomende kleinere concentraties van bunkers als correctie op het eerdere plan Galet en de herziening hierop.

Er werden bijkomende verdedigingslijnen voorzien langs het kanaal Maastricht - 's Hertogenbosch, het verbindingskanaal Maas - Schelde en het Albertkanaal. Ook aan de oostgrens van België werden de nodige veiligheidsmaatregelen getroffen. Deze bestonden die hoofdzaak uit voorbereidende werken om ten tijde van een aanval zeer snel zware vernielingswerken te kunnen aanrichten langs noodzakelijke doorgangswegen. Dit zou dan een opmars van vijandelijke troepen sterk moeten vertragen.

Langs de Maas tussen Kinrooi en het Noordwesten van Maaseik wordt sterk bebunkerd:

  • Grevenbicht, de Berg, Elsloo (3 zware bunkers tegen directe doorbraak)
  • Steunpunt Kinrooi (3 bunkers) en Steunpunt Maaseik (3 bunkers)
  • Bunkers nabij belangrijke bruggen op de Maas (2 bunkers)
  • Tussen Kinrooi en Maaseik (1 bunker)

De Bouw van deze 12 bunkers kostte volgens een studie van 1935 reeds 2.7 miljoen BEF.

Langs de noordzijde van het kanaal van Antwerpen - Turnhout - Dessel - Bocholt - Lanaken werden 104 van origineel 130 oude Duitse WO I bunkers opnieuw gebruiksklaar gemaakt. Deze maakten deel uit van de oude Duitse WO I stelling langs het Turnhoutkanaal. Deze waren indien ze al schietgaten hadden wel zuidelijk gericht en dus niet echt bruikbaar voor de Belgen. Deze zouden hoofdzakelijk dienen als veilige onderkomens, schuilplaatsen en commandoposten. De lijn werd uitgebreid met 6 bunkers tegen directe doorbraak en van de andere bestaande exemplaren werden er 67 omgevormd tot mitrailleurbunkers. Het kostenplaatje van deze aanpassing bedroeg 4.5 miljoen BEF.

Langs de zuidzijde van het kanaal tussen Maas en Albertkanaal tussen Neerharen en Blauwe Steen zouden nog 58 flankeringsbunkers worden bijgebouwd zodat het totaal van bunkers langs dit kanaal op 118 zou komen. De rest was reeds in het verleden gebouwd.

In de streek van Maaseik en Lanaken, dit is het samenlopen van het afleidingskanaal, het Albertkanaal en het Maas-Scheldekanaal, werden 12 bunkers opgericht. 6 Hiervan waren bunkers tegen directe doorbraak. De 6 andere waren flankerende mitrailleurbunkers.

Het steunpunt Kanne-Briegden nabij dezelfde knoop van afleidingskanaal, Albertkanaal en Maas-Scheldekanaal, werd uitgebreid met 3 bunkers tegen directe doorbraak en 6 meestal flankerende mitrailleurbunkers. Kostprijs 1.5 miljoen BEF.

Aan de oostzijde van de de provincie Luik, dicht tegen de Nederlandse, Duitse en Luxemburgse grens werden 32 steunpunten uitgewerkt. Deze werden uitgewerkt met bunkers die minimaal dienden te weerstaan aan vijandelijk 77 mm geschut en allen op zich uitgewerkt waren voor de opstelling van mitrailleurs. Deze stonden meer specifiek te Beusdaal (3 bunkers), Hombourg (14 bunkers), Henri-Chapelle (12 bunkers), Grunhault (3 bunkers), Dolhain (12 bunkers), Jalhay (6 bunkers), Hockai (2 bunkers), Malmedy (6 bunkers), Stavelot (8 bunkers). Poteau (4 bunkers), Vielsalm (13 bunkers), Salmchateau (3 bunkers), Lierneux (2 bunkers), Bovigny (4 bunkers), Beho (9 bunkers), Gouvy (7 bunkers), Brisy (1 bunker), Houffalise Taverneux (8 bunkers), Rachamps (2 bunkers), Bourcy (4 bunkers), Noville (3 bunkers), Foy (3 bunkers), Bastogne (29 bunkers), Luttremange (2 bunkers), Villers la Bonne Eau (2 bunkers), Tintange (2 bunkers), Warnach (2 bunkers), Strainchamps-Bodange (9 bunkers), Martelange (5 bunkers), Perlé (2 bunkers), Attert (8 bunkers) en Arlon (28 bunkers). Dit was dus nog eens goed voor in totaal 218 lichtere mitrailleurbunkers.

Verder achter deze voorlijn kortbij de grens werd nog een 2e lijn uitgebouwd met nog eens 13 steunpunten, namelijk Lansival (4 bunkers), Lierneux (5 bunkers), Fraiture (6 bunkers), Wilogne (1 bunker), Achouffe (2 bunkers), Grande Mormont (3 bunkers), Herlinval (6 bunkers), Bertogne (2 bunkers), Tenneville-Ortheuville (11 bunkers), Saint Hubert (9 bunkers), Arville (2 bunkers), Grupont (3 bunkers) en Forrières (2 bunkers), wat nog eens bijkomend 56 lichtere mitrailleurbunkers omvatte.

Specifiek op cruciale kruispunten werden nog eens 44 bunkers gebouwd op Habay la Neuve (6 bunkers), Vance (3 bunkers), Neufchateau (27 bunkers) en Recogne (8 bunkers).

Daarnaast werden zo goed als op de grens nog eens een aantal alarmposten uitgebouwd. Dit zijn gebouwtjes die zelfs niet te bestempelen zijn als bunkers maar als kleinere bakstenen gebouwtjes en enkel als functie hadden de grens te observeren, eventueel van daaruit een vernielingsopdracht te activeren en dan te verlaten naar veiligere oorden. Op deze wijze stonden er tussen Bastogne en Neufchateau zo 13 alarmposten. Tussen Amberloup en Recogne nog eens 14.

In de nabijheid van wegen en overgangen over de riviertjes de Salm, de Amblève en La Lienne werden nog eens 27 bunkertjes gebouwd om deze te verdedigen. Deze lagen zeer kort bij de alarmposten. 12 bunkertjes werden gebouwd langs de Salm, 13 langs de Lienne en 5 langs de Amblève.

De totale kostprijs van in totaal 345 bunkers en 27 alarmposten op deze grensstellingen bedroeg toen in 1935 6 miljoen BEF. Een officieel documenten waaruit deze exacte getallen afkomstig zijn spreekt echter over 375 structuren maar dan zou de tussentelling ergens moeten verkeerd zitten en die getallen kloppen wel degelijk voor de rest met dat document.

schets uit het Duitse Denkschrift met de Belgische bunkers en kleinere stellingen in de Ardennen.

Langs het Albertkanaal zelf werden nog eens 148 bunkers opgetrokken langs de zuidelijke oever. Identiek werden er nog eens 70 bunkers langs de Maas tussen de Fortengordels van Namen en Luik opgetrokken.

Al deze werken waren afgewerkt tegen eind 1935 maar zelfs toen al besefte men dat al deze werken grotendeels achterhaald en ontoereikend zouden zijn op het uur van de waarheid.

Schets uit het Duitse Denkschrift met een duidelijk beeld op de vele gebouwde bunkers langs de verschillende kanalen die België van Duitsland en Nederland afscheiden. De bunkertjes die hier werden gebouwd waren allen nogal identiek en weinig uniek qua uitzicht zoals beide fotootjes aantonen maar wel noodzakelijk om deze kanalenstellingen vlot te kunnen verdedigen. (Foto links: Replica - Rechts: Duitse Denkschrift)

Belgische voorziene permanente verdedigingswerken

Schets Permanente te voorziene verdedigingswerken (De Belgische Fortificatie-inspanning tijdens het Interbellum - Simon Stevin Stichting)

De fortificatiepolitiek in Europa, en zeker ook in België kent nog een extra boost als op 30 januari 1933 Adolf Hitler Rijkskanselier wordt in Duitsland. Zijn titel wordt kort nadien omgezet in Führer. De N.S.D.A.P. partij wordt de NAZI-partij.

In 1933 werd een bijkomende bunkergordel gebouwd rond de stad Luik. Deze bunkers moesten dan de reeds bestaande grotere forten met elkaar onderling gaan verbinden. Identiek volgen kort nadien gelijkaardige bouw van courtines tussen de opnieuw in gebruik genomen forten van Namen en Antwerpen.

Wat de versterkte vesting Liege aangaat werden van de 12 origineel gebouwde forten de 8 oostelijk en zuidelijk gerichte opnieuw in gebruik genomen. Dit waren deze van Pontisse, Barchon, Evegnée, Fléron, Chaudfontaine, Embourg, Boncelles en Flémalle. De forten van Hollogne, Loncin (zeer zwaar beschadigd tijdens WO I), Lantin en Liers worden niet meer opnieuw in gebruik genomen of gemoderniseerd.

(Schets "Duitse Denkschrift über die Belgische Landesbefestigung")

Van de originele 9 versterkte Naamse forten uit 1914 werden er 7 gemoderniseerd. Dit waren de 5 forten ten zuiden van Samber en Maas, namelijk Malonne, St Heribert, Dave, Andoy en Maizeret. Noordelijk van Samber en Maas werden enkel nog Suarlée en Marchovelette gerenoveerd.

De totale vuurkracht van de Naamse forten omvatte op die manier 40 stukken geschut onder koepel waarvan 2 kanonnen van 105 mm en 38 stukken geschut van 75 mm.

Globale opbouw van PFN (Pont Fortififié de Namur - Bruggenhoofd Namen):

Ook de Naamse forten ondergaan net zoals de Luikse een volledige reorganisatie en update. Dit omvatte:

1. Een herbewapening en modernisering van 7 van de oude forten. Dit waren

  • Op de rechter oever van de Maas: de Forten van Maizeret, Andoy en Dave.
  • Tussen Samber en Maas: de Forten van St Heribert en Malonne
  • Op de linker oever van de Maas: de Forten van Marchovelette en Suarlee

De totale renovatie en aanpassing van deze forten zou goed zijn voor een kostenplaatje van 42.5 miljoen BEF.

2. Het uitwerken van intervalbunkers tussen de verschillende forten

  • Interval Maizeret - Andoy (19 bunkers op voorlijn, 2 op steunlijn en 3 op achterlijn)
  • Interval Andoy - Dave (9 bunkers op de voorlijn, 1 op de steunlijn en 3 op de achterlijn)
  • Interval Dave - Samber en Maas (6 vooruitgeschoven bunkers, 17 bunkers op de voorlijn, geen steun of achterlijn meer)

Volgens de studie van 1935 werden er in totaal 60 intervalbunkers gebouwd voor een totale kost van 5.7 miljoen BEF. Bij de Naamse forten zijn er echter ook nog intervalbunkers gebouwd tussen de meer noordelijke forten die niet meer werden gemoderniseerd, de forten van Emines en Cognelee, zodat er in totaal 156 bunkers moeten hebben gestaan. Ook dit kostenplaatje zal dus zeker niet volledig zijn.

3. Bijkomende bunkers tegen directe doorbraak op hoofdwegen

Ook hier werden nog 7 extra van deze zware bunkers voorzien met nog eens een kostenplaatje van 1.25 miljoen BEF.

4. Telefoniesysteem

In het Naamse werd geînvesteerd in een volledig gescheiden telefonienet met maar liefst 3 telefooncentrales en 49 betonnen kamers, volledig ingegraven. Het kostenplaatje hiervan alleen bedroeg al 5 miljoen BEF.

Volgens het basisdocument uit 1935 met de detail van het steunpunt Namen was de totale kost hiervan 54 Miljoen BEF.

(Schets "Duitse Denkschrift über die Belgische Landesbefestigung")

Globale opbouw van PFA (Pont Fortififié de Anvers - Bruggenhoofd Antwerpen):

Van de 31 Antwerpse Forten en Redoutes werden er 14 gebouwd vanaf 1859. De overige 17 zijn ooit gebouwd vanaf 1906 met artilleriegeschut.Tegen 1914 was al deze artillerie al opnieuw verwijderd. Als aanpassing binnen de Belgische Fortificatie voor de meidagen '40 zouden de forten aan de noord- en oostzijde worden ingericht als Infanteriesteunpunten. Dit waren de 13 Forten van Stabroek, Erbrand, Brasschaat, Schoten, 's Gravenwezel, Oelegem, Broechem, Kessel, Lier, Koningshooikt, Sint Katelijne Waver, Walem en Bornem. Elk van deze forten werd speciaal aangepast en ingericht voor telkens een tiental mitrailleursecties. Veelal werden oude koepelgaten en caponnières hiervoor aangepast. De 10 Redoutes, meer specifiek Berendrecht, Smoutakker, Kapellen, Drijhoek, Audaen, Schilde, Massenhoven, Tallaert, Borsbeek en Dorpveld werden telkens uitgewerkt voor de opstelling van een 4 tal mitrailleursecties.

Daarnaast werden tussen al deze forten en redoutes nog eens 197 bunkers gebouwd. Binnen deze 197 bunkers zaten ook inbegrepen 21 bunkers van Bruggenhoofd Mechelen.

630 oude Duitse WO I bunkers, origineel deel uitmakend van de Duitse Nordabschnitt en de verdediging langs het Turnhoutkanaal werden vaak opnieuw in gebruik genomen als veilige schuilplaatsen en bv als commandoposten te dienen. Echt bruikbaar waren ze niet gezien hun schietgaten in het algemeen in de verkeerde richting waren opgesteld.

(Schets "Duitse Denkschrift über die Belgische Landesbefestigung")

Globale opbouw van PFL (Pont Fortififié de Liège - Bruggenhoofd Luik):

1. Een vooruitgeschoven stelling vrij kort bij de Belgische-Duitse grens

2. Een voorlijn langs de Maas tussen Lanaken en Visé, verder via Neufchateau, Battice, Pepinster, Sougnée Remouchamps om dan te eindigen in Comblain au Pont. Dit zou men later gaan omschrijven als VVL 1. Meer in detail omvatte dit het Fort van Eben Emael alsook de 3 oostelijke van Luik opgetrokken forten van Neufchateau, Battice en Pepinster Tancrémont. Tussen en rondom deze forten waren nog eens 179 bunkers van allerhande types gebouwd. Het eerder voorziene fort van Sougné Remouchamps zou uiteindelijk nooit worden gebouwd en vervangen worden door een combinatie van kort bij elkaar opgestelde bunkers. De 4 hier genoemde forten zijn trouwens op Belgisch grondgebied de enige forten in gewapend beton zijn opgetrokken ten tijde van de meidagen 40. Het commandocenter van het fort van Eben Emael zou moeten kunnen weerstaan aan projectielinslagen tot 280 mm. Voor Pepinster en Neufchateau was dit 420 mm. Voor Battice zelfs 500 mm.

De bunkers hier gebouwd waren qua sterkte zo berekend en getest dat ze zouden moeten kunnen weerstaan aan projectielinslagen tot 150 mm en zelfs enkele projectielen van 200 mm.

Gezien over de verschillende zones werd er dit gebouwd aan bunkers:

  • Interval Visé - Neufchateau (19 bunkers)
  • Interval Neufchateau - Battice (38 bunkers)
  • Interval Battice - Pepinster (50 bunkers)
  • Interval Pepinster - Sougnée Remouchamps (43 bunkers) - deze telling zal niet kloppen omdat Sougnée Remouchamps nooit is uitgewerkt geweest als fort maar op zijn beurt vervangen door een aantal bunkers die in deze telling zullen ontbreken. Het gebruikte document dateert nog van voor die wijziging.
  • Interval Sougnée Remouchamps - Comblain (22 bunkers)

Het kostenplaatje (toen nog met inbegrip van het Fort van Sougnée Remouchamps) was 172 miljoen BEF voor de 5 voorziene forten en nog eens 11 miljoen BEF voor de bouw van de bijhorende bunkers. Dit was allemaal zonder de bijhorende specifieke wapens.

3. Een Steunlijn wordt dan gevormd door de oude gerenoveerde Luikse forten. Dit werd later opgedeeld in VVL 2 en VVL 4. De versterkte forten zouden na de aanpassingen aangepast moeten zijn om projectielinslagen tot 220 mm te kunnen verdragen. Dit werd onder andere gedaan door de koepels die van buitenaf zichtbaar waren te gaan versterken met massief gewapend beton. Men spreekt dus na de aanpassingen over wanddiktes van 4 meter (deels ongewapend, deels gewapend beton).

VVL 2 bevatte 6 van de oude forten op de rechteroever van de Maas. Dit waren de forten van Barchon, Evegnée, Fléron, Chaudfontaine, Embourg en Boncelles. Deze waren na WO I in tegenstelling tot de Antwerpse forten opnieuw van Artillerie voorzien. Tussen de forten in, werden de intervallen opnieuw opgevuld met bunkers in volgende aantallen:

  • Maas tot fort Barchon (6 bunkers)
  • Fort Barchon tot Fort Evegnee (6 bunkers)
  • Fort Evegnee tot Fort Fleron (9 bunkers)
  • Fort Fleron tot Fort Chaudfontaine (13 bunkers)
  • Fort Chaudfontaine tot Fort Embourg (3 bunkers)
  • Fort Embourg tot Fort Boncelles (8 bunkers)
  • Fort Boncelles tot Maas (3 bunkers)

VVL 4 omvatte de overige 2 nog gerecupereerde forten aan de noordwestkant van de Maas, namelijk Flémalle en Pontisse.

Daarnaast omvatte VVL 4 ook nog de Bruggenhoofden Visé en Argenteau

Het steunpunt Visé werd origineel voorzien in 1935 om op te trekken met 4 zware bunkers tegen directe doorbraak en 15 Mitrailleurbunkers. Het steunpunt Argenteau deed hetzelfde op basis van 2 zware bunkers tegen directe doorbraak en 8 mitrailleurbunkers. Deze steunpunten dienden te verhinderen dat de bruggen over de Maas te vroeg in Duitse handen zouden vallen. Deze bruggen werden trouwens ook onder schot gehouden met 2 kanonkazematten van het fort van Eben Emael.

De 29 origineel voorziene kazematten voor deze bruggenhoofden kosten in 1935 1.2 miljoen BEF. In praktijk zouden er hier in totaal 31 bunkers worden gebouwd en zal ook dit bedrag onderschat zijn dus.

Daarnaast is er zowel in 1935 als na 1935 als onderdeel van VVL 4 nog sprake van 9 bunkers langs het Albertkanaal van Coronmeuse tot Ternaaien. Deze waren 2 maal ingewerkt in de poten van de bruggen van Coronmeuse en Manghin. De andere 7 bunkers waren oeverbunkers die via 1 of 2 schietgaten de waterlijn onder vuur hielden.

Deze originele modernisering van deze forten en bijkomende bouw van hier voorzien 48 bunkers, zou in totaal toen 56 miljoen BEF kosten voor de forten en 5 miljoen BEF voor de bijkomende bunkers. Volgens originele literatuur uit 1935 is hier dus sprake van 48 bunkers terwijl er in praktijk 61 zullen gebouwd worden. Ook is deze kostenraming zonder enige van de nog gemelde bunkers gebouwd onder VVL 4. Het werkelijke kostenplaatje en de werkelijke aantallen zullen dus nog lichtjes verschillen van wat hierboven is beschreven.

4. Een Achterlijn wordt nog beperkt gevormd door een lijn van bunkers tussen Jupille en Renory. De lijn bestond vooral uit steunpunten met bunkers tegen directe doorbraak om vijandelijke doordringende pantsers te kunnen tegenhouden op deze achterlijn. De verschillende steunpunten waren:

  • Jupille (3 bunkers)
  • Aix en Chapelle (1 bunker)
  • Chenee (2 bunkers)
  • Colonster (1 bunker)
  • Renory (1 bunker)

In 1935 is hier dus sprake van 8 zware bunkers tegen directe doorbraak. Deze achterlijn zal later bekend worden als onderdeel van VVL 4. Er zullen uiteindelijk 10 zware bunkers worden gebouwd in plaats van 8.

De originele prijs voor de 8 eerder voorziene bunkers was 650.000 BEF in 1935.

Voor de rest werd de achterlijn gevormd door een aantal steunpunten tussen Jupille en Lixhe. De steunpunten lagen op deze grondgebieden:

  • Langs de Maas (19 bunkers waarvan enkelen in de bruggenhoofden)
  • Langs het Albertkanaal (7 bunkers waarvan 1 of 2 ingewerkt in bruggen)
  • Achter het Albertkanaal, iets meer achteruit (14 bunkers)
  • Tussen Lixhe en Lannaye (2 bunkers niet direct tegen de kanalen)

Gezien de bouw van deze structuren gepaard ging met zeer zware aanpassingen naar overstromingsgebieden, moeilijk toegankelijke gebieden, sluizenaanpassingen,... betrof dit in 1935 reeds een zeer dure aanvulling van toen reeds 2 miljoen BEF.

Er is later op dit gedeelte als onderdeel van VVL 3 sprake van 42 bunkers.

5. Telefoniesysteem

In het Luikse werd geïnvesteerd in een volledig gescheiden telefonienet met maar liefst 181 betonnen kamers, volledig ingegraven. Het kostenplaatje hiervan alleen bedroeg al 24 miljoen BEF.

Volgens het basisdocument uit 1935 met de detail van het steunpunt Luik was de totale kost hiervan 278 Miljoen BEF. Deze prijs omvatte in totaal een 310 bunkers. Uit studies van na 1935 blijkt dat er in totaal nog meer bunkers zijn gebouwd en men uitkwam op ongeveer 332 bunkers waarvan er een 30 tal van het type tegen directe doorbraak waren (inclusief vast opgesteld 47 mm anti-tankgeschut).

(Schets "Duitse Denkschrift über die Belgische Landesbefestigung")

Nog datzelfde jaar op 14 oktober 1933, trekt Duitsland zich terug uit de Volkerenbond en werden eerdere ontwapeningsakkoorden opgezegd. Deels als reactie hierop werd in België het 10e Linieregiment, dat gevestigd was te Aarlen, omgevormd tot een soort elitekorps. Deze elitetroepen werden de Ardeense Jagers genoemd. Ook werden rond deze periode de eenheden Grenswielrijders gevormd te Luik en Limburg, specifiek bedoeld voor de bewaking van de grenzen met Duitsland.

Op 17 februari 1934 begon voor het Belgische koningshuis een rumoerige periode. Op deze datum overleed plotseling koning Albert I. Hij lag tevens aan de oorsprong van het bestaande Frans-Belgische bondgenootschap om elkaar militair bij te staan. Dit omvatte de mogelijkheid om troepen in elkaars grensgebieden toe te laten. Door dit onverwachte overlijden kwam vroeger dan verwacht Leopold III aan de macht.

In 1934 plant men in België de bouw van een dekkings- en weerstandsstelling die zou lopen van Antwerpen tot aan de Franse grens toe. Dit omvatte dus ook grotendeels wat later de fameuze KW-linie (Koningshooikt-Waver-linie) zou worden, van Franse kant beter gekend als de Dylestelling (Dijlestelling).

Ten zuiden van Gent startte de bouw van een verdedigingslinie van Gent, "Bruggenhoofd Gent". Het was in die tijd nog beter bekend onder zijn Franse naam "Tête de Pont de Gand". De originele plannen voor de bouw van de forten waren intern op zoveel tegenstand gestoten omdat deze een grote waardevermindering op de gronden met zich zouden meebrengen. Dit nog merkelijk meer dan bij het onteigenen omwille van de bouw van kleinere bunkers. Daarom viel de uiteindelijke keuze op een bunkergordel. Het doel van Bruggenhoofd Gent was naast onderdeel van het Reduit National in eerste instantie de verdediging van Gent. Door Bruggenhoofd Gent kwam de frontlijn niet doorheen de kunststad Gent te lopen. De eerste onteigening voor de bouw vonden plaats in oktober 1934 en zouden doorlopen tot half 1936 met een uitschieter tot in februari 1937. De bouw van de bunkers zou in het algemeen plaatsvinden binnen de 8 maanden volgend op het onteigenen van de gronden, alhoewel op verschillende plaatsen deze deadline niet gehaald zou worden. De bouw van de bunkerlinie werd in eerste instantie uitbesteed aan zes verschillende bouwfirma’s.

schets van plan zoals eerste bouwproject eruit zag (firma's A tot F)

(Herwerkte kaart TPG met alle bouwprojecten van de bouwfirma's A tot F)

In een tweede fase vond men dat hier en daar de verdedigingslinie iets te zwak was. Nog tijdens het uitbesteden van de eerste 6 bouwprojecten, werden nog een aantal nieuwe bijkomende projecten toegevoegd, vooral op de achterlinie van het bruggenhoofd. Ook werd te Moortsele de zware bunker A30 gebouwd langs de spoorlijn Gent-Geraardsbergen. Dit project werd uitbesteed als bouwproject G. Dit project werd op zijn beurt nog eens opgesplitst in 3 kleinere deelprojecten. Dit was noodzakelijk omdat het in die periode door de massaal te bouwen bunkers en forten, niet meer evident was nog de nodige bouwfirma's te vinden om deze projecten nog in de voorziene tijdsplanning gebouwd te krijgen.

volledig bruggenhoofd Gent, inclusief bouwfirma G

(Het volledige Bruggenhoofd Gent, inclusief bouwproject G)

De bunkergordel ter verdediging van Gent lag uiteindelijk verspreid over het grondgebieden van twintig verschillende gemeentes, namelijk Kwatrecht, Melle, Gijzenzele, Gontrode, Oosterzele, Scheldewindeke, Landskouter, Moortsele, Lemberge, Bottelare, Munte, Baaigem, Vurste, Schelderode, Melsen, Gavere, Semmerzake, Eke, Nazareth en Astene. De gordel verbond de Schelde te Kwatrecht met de Schelde te Semmerzake, om dan verder te lopen van de Schelde te Eke tot aan de Leie te Astene. De volledige bouw moet afgewerkt geweest zijn eind 1936, begin 1937.

De kostprijs van het ganse project werd beraamd op 20 miljoen BEF in een studie van 1935 (de bouw was dus nog volop aan de gang)

Foto van het exact uitzetten van de locatie voor de bouw van bunker C14 te Moortsele. Op de achtergrond ligt de spoorlijn naar Geraardsbergen. We zijn op het ogenblik van deze foto 7 september 1934. (Foto: tentoonstelling Genootschap van de Kerkuil te Gijzenzele) - Rechts: dezelfde locatie anno 2010 (Foto: G.Verstuyft).

In 1934 verklaart de Franse legerstaf zijn militaire ontplooiing in de grenszone met België in nood te zullen beperken tot de verdediging van het Groothertigdom Luxemburg, Arlon, Mézières, Givet en de Maas tot de Naamse Fortengordel. Geleidelijk aan zullen dergelijke Franse aanpassingen van eerdere afspraken er toe leiden dat België steeds meer besluit zich onafhankelijker op te stellen ten opzichte van onder andere Frankrijk voor wat betreft zijn landsverdediging.

In juli 1934 kreeg de Nazipartij ook een betrekkelijk grote aanhang in Oostenrijk. Dit zou uitdraaien in een staatsgreep waarbij de toenmalige Kanselier Dolfuss zou worden vermoord. De meteen daarna aangestelde Kanselier Schuschnigg wist de orde opnieuw te herstellen.

Op 2 maart 1935 zijn er onderhandelingen tussen Frankrijk en Rusland om elkaar bij te staan, mochten ze aangevallen worden door een derde land.

Op 16 maart 1935 verwerpt Duitsland de militaire land-, zee- en luchtbeschikkingen die het na WO I was opgelegd via het verdrag van Versailles. Hitler verklaart openbaar de herbewapening van Duitsland verder door te voeren. Het Duitse leger zou niet 100.000 man groot zijn maar ondertussen reeds 300.000 militairen bevatten.

Op 10 mei 1935 maakt Hitler zelf bekend reeds opnieuw over een eigen aanzienlijke luchtmacht te beschikken. Ook opnieuw een zware aanfluiting van de eisen die hen na WO I in Versailles waren opgelegd.

Specifieke extern gebruikte bronnen:

  • Notre Systeme de Fortification vue d'ensemble (Ongedateerde tekst, allicht van rond 1935 - auteur niet gekend) - Centrum voor Historische Documentatie van de Krijgsmacht te Evere - Dossier 512.